Lekker hè, op vakantie gaan? Een weekje België bijvoorbeeld, maar een weekendje Centerparks is ook heerlijk.
We proberen dat met enige regelmaat te doen. De zomervakantie met z’n vijven, ergens in het voorjaar met mijn schoonfamilie. Twee keer per jaar dus. Niet al te veel, maar genoeg om te ontsnappen van de dagelijkse sleur en bij te komen van life in general.
Vorig jaar maart had ik daar een emotionele confrontatie met mezelf in de vorm van het herkennen van mezelf in mijn zoon. Een einzelgänger, zo omschreef ik hem (en mezelf dus ook) toentertijd. Maar, tegelijkertijd, in tegenstelling tot mezelf, enorm sociaal.
Fast forward anderhalf jaar. We zitten in een huisje, aan een groot zwemmeer op een park met iedere dag wel iets van entertainment. Zoonlief geniet met volle teugen. ’s Morgens komt hij in zijn zwembroek de slaapkamer uit en ’s avonds moet hij eerst nog even het zand van zijn zongebruinde lichaam afwassen.
“Mag ik naar het strand?”
De ontbijttafel is nog niet goed en wel afgeruimd of hij staat al bij de voordeur. Eer dat ik de bordjes en kopjes heb afgewassen en mij ook op het balkon waag, staan er steevast al twee of drie kinderen om hem heen en wordt er driftig overlegd wat de volgende stappen zijn om hun zandkasteel of dam zo sterk mogelijk te maken. Heerlijk om te zien.
Dit maal is het bonuszoon die wat meer moeite heeft met het vinden van aansluiting. Hij lijkt wat terughoudend te zijn en zich geen houding te kunnen geven. Van de ene kant vind hij dit soort natuurkundige wetten tartende activiteiten wel leuk, want het is toch geweldig om te zien hoe je zevenentwintig emmers water op kunt vangen met wat korreltjes, voordat de dam eindelijk breekt.
Van de andere kant lijkt hij zichzelf ook simpelweg te oud te vinden om met een schepje en emmertje in het zand te gaan spelen.
Meerdere malen vraagt de jongste van de twee of de ander mee gaat, maar steeds is het antwoord ‘nee’. Hij blijft liever binnen om een Duckie te lezen. Of een spelletje te doen met de volwassenen.
Zo ligt bonuszoon de eerste paar dagen van de vakantie meer binnen op de bank dan buiten aan het strand. Misschien vreemd, voor een kind van negen. Maar tegelijkertijd doen wij, als volwassenen, ook niets liever dan met de voetjes omhoog en een glas verkoeling in de hand boek na boek verslinden op onze e-readers.
En als je je bedenkt dat hij in bepaalde omgevingen gezien wordt als een volwaardige volwassene, inclusief het laat naar bed gaan en films kijken en spelletjes spelen van ver boven zijn leeftijd, dat hij leest op een niveau twee klassen hoger en over het algemeen gewoon een enorme wijsneus is, dan valt die vreemdheid ook wel weer mee.
Ik, de dertig gepasseerd, geef daar niet zo veel om. Gewapend met een vuurrood schepje ga ik het water tegemoet. Ik zal die koters wel eens laten zien hoe je de natuurkrachten temt met niets meer dan kleutermateriaal en een tiental vingers.
Terwijl korreltjes zand op plekken kruipen waar ik ze eigenlijk helemaal niet wil hebben, komt bonuszoon het strand opgerend. Gestuurd door moeders, want die was het eenzame gehang zat. De daaropvolgende drie uur besteden we samen met z’n drieën, plus zes andere willekeurig aangewaaide kinderen, aan het creëren van een heus bastion, inclusief slotgracht en gewelddadige aanvallers.
Besmeurd met zand, nat van top tot teen en met een grijns van oor tot oor komen we uiteindelijk weer bij het huisje aan. Ik til de jongens lachend van de voordeur naar de douche, alwaar onze lieftallige moeder ons opwacht met warm water, schoon sop en droge handdoeken.
Met z’n allen komen we tot een conclusie.
“Wat is vakantie toch heerlijk.”