Broertjes, vooral als ze zo dicht bij elkaar zitten qua leeftijd, willen nooit onder doen voor elkaar. Ietsje beter, liever of aandachtstrekkender. Net even ietsje hoger schommelen, dat kleine beetje harder of verder rennen of iets ietsjes dommers doen.
Beg your pardon? Dommer doen?
Inderdaad. Een ander woord heb ik er niet voor.
Zondagmiddag. Heerlijk weer. Met z'n drieën een fijne fietstocht gehad en een lekker ijsje verorberd bij onze favoriete ijssalon.
We lopen vanuit de stad naar huis. Of nou ja, lopen...
Bonuszoon fietst rondjes om ons heen. Ik loop met mijn degelijke van mijn vader geërfde herenfiets aan de hand op de stoep. En zoonlief? Die sjouwt zich een breuk met zijn eigen geel-groene mountainbike.
Bij een verkeerslicht kan hij even op adem halen. Een toevallige passant vraagt hem of zij hem even zal helpen. Gretig neemt meneer het aanbod aan. "Heb je een lekke band", vraagt ze hem geïnteresseerd.
"Nee, ik ben mijn fietssleutel kwijtgeraakt."
Ze tilt zijn bagagedrager op en terwijl het voetgangersverkeerslicht snel tikt, steken ze samen over. Dan komen ze tot de conclusie dat de fiets nogal zwaar is en kijkt ze mij bijna verwijtend aan.
Je ziet het gewoon aan de blik in haar ogen. Waarom laat jij je zoon zo sjouwen, terwijl je zelf gewoon met je fiets aan de hand kunt lopen? Daar moet geruild worden, bedenkt ze zich al snel. Vooral als blijkt dat we dezelfde richting op moeten en de ogen van zoonlief nu hoopvol op haar gericht zijn. Maar deze papa trapt daar niet in.
"Ik zou graag ruilen mevrouw", zeg ik haar. "Maar in dit geval gaat die vlieger niet op."
De mevrouw kijkt steeds denigrerender op me neer. Ik houd voet bij stuk. Ik voel dat er een uitleg moet komen voordat de situatie escaleert en ik spoor de blonde jongeman met het zwetende voorhoofd aan om het verhaal te vertellen.
"Ik had een ijsje gehad en toen had ik nog een beetje gladde handen van het snoetenpoetsdoekje en toen liep ik langs het kanaal op het hout en toen gleed de fietssleutel uit mijn handen en toen stuiterde die op het hout zo 'plons' het water in."
Nee grammaticaal geen goed lopende zin, maar jullie weten allemaal hoe kinderen iets uit de doeken doen. Compleet met armzwaaien en handbewegingen.
Tot zo ver zou je nog van ondergetekende kunnen verwachten dat hij zijn vaderrol kracht bij zou zetten. Echter, mijn naam is niet 'Henkie' (nee, echt niet). Ik voeg dus nog even wat toe aan de rapportage om die twijfel weg te nemen.
"Het probleem was dat ik, voordat ik hem zijn ijsje gaf, duidelijk heb gezegd dat hij zijn fietssleutel in zijn broekzak moest stoppen. En dat ik, nadat hij zijn ijsje op had, duidelijk heb gezegd dat hij die fietssleutel terug in zijn broekzak moest stoppen. Zijn broer had zijn ijsje nog niet op. En dat ik, toen hij van de trappen naar de kade liep nóg een keer extra heb gezegd dat hij zijn fietssleutel niet kwijt moest raken."
Zie je? Meteen een stuk duidelijker. Volwassen taal. Van vader tot -als ik zou moeten gokken- oma.
Terwijl ik dit vertel, zie je de uitdrukking op het gezicht van de behulpzame mevrouw ontdooien. Van een 'wat ben jij een arrogante zakkenwasser'-gezicht tot een 'ah, ik begrijp precies wat je bedoelt'-uitdrukking die bijna niet te onderscheiden is van een blik vol medelijden.
En met de hele situatie opgehelderd loopt ze, na zich te verontschuldigen en zoon-niet-zo-slim succes te wensen, verder. Dezelfde richting op als ons. Maar dan sneller.
Inmiddels zijn de autorijdende hulptroepen gearriveerd op een strategisch uitgekozen middelpunt en kan de fiets lekker ouderwets in de kofferbak. Lang leve onze grote auto. Zoonlief loopt verder naar huis. Met mijn fiets aan zijn hand, want ik ga niet extra lopen sjouwen terwijl hij zoiets doms heeft gedaan. Bonuszoon - tot nu toe zonder smet door deze dag gekomen - mag alleen naar huis fietsen. Dat kan best, vanuit hier. Toch?
Je voelt hem al aan komen. Ook daar gaat iets fout. De ik-kan-dat-heus-wel-zelf-roepende jongeman komt namelijk huilend thuis. Hij heeft een botsing gehad.
Oh nee toch.
Met een auto.
Wat eng.
Nee, een bestelbusje.
Afgrijselijk!
Dat stil stond.
Huh?
Aan de andere kant van de weg.
Uhm... wat zeg je me nou?
"Ja want ik had een kriebel aan mijn neus en toen deed ik mijn ogen dicht en toen blies ik wat snot uit mijn neus en toen ik mijn ogen weer open deed was ik te laat en botste ik tegen dat busje aan."
Goh, daar heb je die aaneenrijgende zin weer. Maar, hoezo kom jij aan de andere kant van de weg terecht? En, misschien nog wel belangrijker, doe jij je ogen dicht terwijl je fietst?
"Dat weet ik niet."
Zucht.
Werkelijk waar. Wat moet je daar nou mee?
Dochterlief heeft de hele middag ook lopen chagrijnen. Logisch natuurlijk, die voelt alle spanning feilloos aan. Even lekker Studio Sport kijken met papa en na de samenvatting van Feyenoord-AZ met mama naar boven, want dan is ze weer wat gekalmeerd.
Als alle kinderen een half uur later (om kwart voor zeven al) EIN-DE-LIJK in hun bed liggen (een krappe anderhalf uur vroeger dan gewoonlijk), ploffen we uitgeteld op de bank neer. Vol weemoed kijken we elkaar aan, doelloos en zonder avondplannen. Dan grijns ik breed en ik kruip alvast een stukje bij haar vandaan.
"Zullen we nog een stukje gaan fietsen?"