Het voetbalseizoen is voorbij. Nog twee toernooien in juni en dan zit het er helemaal op, maar voor de competitie is de laatste wedstrijd afgelopen zaterdag gespeeld.
Zo'n toernooi is een lange dag. Dat zeg ik uit ervaring als manneke van een paar turven hoog, maar dat zal voor de meegereisde ouders die urenlang enthousiast aanmoedigen en koffieleutend afwachten afwisselen niet anders zijn.
Als ik terugdenk aan mijn tijd als verdediger in een blauw-wit tenuetje, krijg ik spontaan medelijden met mijn vader en moeder. Ze gingen lang niet altijd mee, maar als er ze dat wel deden had geen van beiden een mobiele telefoon om tussendoor even een spelletje Clash Royale te spelen.
Ik heb dat ruim twintig jaar later wel en kan tussen het aanmoedigen door dan ook gewoon even met het thuisfront appen of een digitale tegenstander verslaan. Ik ben dus gewoon van de partij volgende week. Over de afgelopen maanden hebben de elf jongens van de JO10-1 zich stuk voor stuk ontwikkeld en zo'n dag lange tentoonstelling van hun opgedane ervaring maakt het dan extra leuk.
Zoonlief zelf begon in het begin van het seizoen alleen maar in het doel, waar hij een bepaalde vorm van... redenatie voor had.
"Dan hoef ik weinig te doen en word ik niet zo moe."
Logica. Geen speld tussen te krijgen. Maar, dan moet je ook wel extra je best gaan doen met ballen tegenhouden, dus komen er extra keeperstrainingen bij. Lang leve de enthousiaste (bonus)mama's die nu al vier dagen in de week op of langs het veld staan.
Inmiddels staat hij een halve wedstrijd in het doel en de andere helft op het veld, omdat hij concurrentie heeft onder de lat. Daar heeft hij toch wel vrede mee en is niet meer te lui om moe te worden.
Ook het "iedereen is beter dan mij"-complex heeft hij zo goed als achter zich gelaten. Dat ligt ook wel deels aan het team: waar er een paar maanden geleden nog voluit op elkaar gescholden werd bij iedere misgetrapte bal, is de sfeer inmiddels veel positiever.
Nog leuker om te zien is het verschil tussen het gedrag op het veld en daarbuiten. Voordat het voetballen begon, klaagde zoonlief over een pestkop in de klas. Nu zijn ze beste vriendjes, want ze voetballen bij elkaar in het team. En er kan bij een gemiste uitgemeten kans toch nog wel even driftig gevit worden op een ander en krijgt de scheidsrechter het zwaar te verduren bij een -in hun ogen- verkeerde beslissing. Maar, na de wedstrijd lopen ze rustig arm in arm al kletsend over hun favoriete games en saaie school terug naar de auto's.
Meest kenmerkend vind ik afgelopen zaterdag nog een van de jongens van de tegenpartij. Ergens in het tweede kwart schoffelt hij een van onze jongens op een nogal lompe manier onderuit. De tegenstanders mokken wat, want dat was toch overduidelijk een schwalbe. Gelukkig niks gebroken, maar toch even hinkend van het veld af.
In de rust gaan alle ventjes naar hun coaches voor een broodnodige peptalk. Iedereen, behalve die ene jongen. Die komt namelijk naar het vijandelijke kamp. In zijn eentje loopt hij langs argwanende blikken recht op onze geblesseerde af en klapt hij hem op de schouder.
"Hey maat, sorry van daarnet man, dat was echt lomp van me. Gaat het weer?"
Prachtig vind ik dat. Vier keer twaalf-en-een-halve minuut lang is het een sportieve oorlog tussen twee verbeten tegenstanders. De recordhoeveelheden adrenaline vervliegen zodra het fluitsignaal klinkt en dan maakt het geen moer meer uit of je nou een rood, blauw of pimpelpaars shirt met gele streepjes aan hebt. Dan zijn het opeens gewoon een stel opgeschoten (bijna) tieners die dezelfde dingen leuk -en niet leuk- vinden.
May 29, 2019
Schoonmama
Mooi verslag!