"Heb je lekker geslapen?"
Een vraag die we standaard stellen in de ochtend. Aan onszelf, maar ook aan de kinderen.
Dochterlief en bonuszoon hebben altijd goed geslapen. Daar krijg je nooit een ander antwoord uit, ook al heeft zij de halve nacht liggen jengelen.
Zoonlief is altijd pas om half twaalf in slaap gevallen en om kwart voor zes al wakker. Ook al lag hij om tien uur al knock-out te ronken en moet je hem om acht uur wakker duwen omdat hij moet gaan voetballen.
Of vrouwlief lekker heeft geslapen is doorgaans volledig afhankelijk van mij. Of, beter gezegd, van de gesteldheid van mijn neus. Dat zal in veel huishoudens niet anders zijn.
Ik slaap over het algemeen prima. Een rusteloze nacht hier en daar als de stress levels wat hoger liggen dan normaal, maar dat mag de pret niet drukken.
Over het algemeen, dus.
Afgelopen vrijdag begon de jongste dame van de familie met overgeven. Zaterdag nog een keer, toen leek het allemaal weer prima.
Maandag zitten er twee jongetjes aan de ontbijtkamer tafel te mopperen over buikpijn. "Ga toch maar naar school," zeggen de beide moeders. "Ik kom je wel halen als er iets is."
Nog geen uur later kan de eerste op pad. Bonuszoon heeft op school zijn ontbijt er weer uit gegooid. Nauwlettend houdt de moeder van zoonlief de situatie in de gaten, in spanning afwachtend op het telefoontje dat inmiddels zonder twijfel komen gaat.
Pas nadat bonuszoon al wat heeft kunnen Netflixen en nog drie keer de toiletpot van dichtbij heeft gezien, komt het verlossende woord. Zoonlief's suikerwaarde zit laag. Hij voelt zich niet lekker. Klaagt over steeds erger wordende buikpijn.
"Ik ga hem toch maar halen."
Goed plan.
's Avonds wordt er nog geappt. Bonuszoon heeft 's middags niet geslapen. Hij houdt zichzelf wakker, is de gedachte. Waarom? Waarschijnlijk omdat hij bang is om over te geven. Zoonlief zet de video nog even aan. Zwaaien, kusjes blazen, zielig kijken. Hij durft niet over te geven.
"Want dan wordt het vloerkleed vies."
Wauw. Hield je ook maar eens zo veel rekening met het vloerkleed als je niet ziek was. De moddervoetstappen van afgelopen weekend staan er nog steeds op.
Afijn. Hij gaat slapen. Wij gaan ook naar bed. Als ik de badkamer in loop, ziet mijn vrouw dat er iets is.
"Ik ben de volgende."
Het is een aankondiging. Niet een misschien, niet een waarschijnlijk, maar een dit gaat gebeuren. Ik ken mezelf en mijn lichaam en ik weet wat er komen gaat.
Ik ga wel nog naar bed, maar kan mijn draai niet vinden. Ik heb het koud, intens koud. Mijn buik moppert, mijn benen trillen, ik klappertand. Nog nooit had ik het zo koud.
Uiteindelijk geef ik het op. Ik wil de mooie vrouw naast me niet tot last zijn, want ook bij haar merk ik de onrust van mijn gewoel. Ze probeert me nog terug naar bed te krijgen, biedt een fleece deken aan, een badjas, een trui. Maar voor mij is het klaar.
En zo zit, lig en hang ik op een doorsnee maandagnacht op de bank. Ik drink thee (en gooi die er uit). Ik drink warm water (en gooi het er weer uit). Ik binge-watch The Flash. Om drie uur is mijn lichaam er eindelijk klaar mee en komt Klaas Vaak me halen.
"Heb je lekker geslapen?"
Die drie-en-een-half uur waren op zich niet slecht. De bank is niet al te oncomfortabel en afgezien van spierpijn in spieren waarvan ik niet eens wist dat ik ze had, heb ik het overleefd. En jij?
"Heel onrustig. Ik mis je als je niet naast me in bed ligt."
Het is ook nooit goed...